Wetenschappelijke onderbouwing over het 'meten door jeugdzorg/jeugdbescherming' :

 

Is 'jeugdzorg' wel bekwaam bij 'complexe zaken'?

Eerst een beknopte versie van verder naar onder gepubliceerde wetenschappelijke inzichten over de onbekwaamheid van jeugdzorg tegenover de jeugdgezòndheidszorg. (Vier publicaties)

 

Kan de jeugdzorg wel gezondheidszorg aan?

 

VN-kinderrechtenverdrag, artikel 24 (IVRK): Lid 1. De Staten die partij zijn, {ook Nederland,} erkennen het recht van het kind op het genot van de gróótst mógelijke máte van {ook pedagogische en psychische}  gezondheid èn op voorzíéningen voor de behandeling van {die} ‘ziekte’ en het herstel van die gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te wáárbòrgen dat géén enkel kind zijn of haar recht op tóégang tot deze voorzíéningen voor gezondheidszorg wordt ònthouden.

 

Kinderen hebben recht op echte diagnostiek en daarop gebaseerde hulptrajecten met gedegen voorlichting aan hun ouders.

I

 

   Er moet dus juist gemeten kunnen worden.

 

In tegenstelling tot de gezondheidszorg interviewt de jeugdzorgwerker of jeugdbeschermer niet verantwoord diagnostisch, zo zonder diagnostische bevoegdheid. Toch is het essentieel dat dit door diagnostisch bevoegden, specialisten, wordt gedaan conform hun beroepscode (dus niet een gedragswetenschapper die adviseert op basis van wat een ondeskundige kàn en wìl inbrengen).

 

We citeren uit: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fpsyg.2020.546187/full (C. de Ruiter e.a.):

 

“Kennis van het geheugen van kinderen en forensische interviewvaardigheden zijn cruciaal bij onderzoeken naar kindermishandeling.” 

 

“Blijkbaar bestaan bij veel [jeugdzorg]professionals misvattingen, die waarschijnlijk gevolgen hebben voor hun ‘professionele’ handelen en voor de beslissingen  die zij nemen in deze complexe  echtscheidingszakenOmdat de professionals niet over de juiste kennis beschikken en handelen vanuit onjuiste veronderstellingen, kunnen zij onbedoeld ernstige  schade  aanrichten  bij kinderen  in conflictscheidingsgezinnen.

 

"Professionals zijn, als alle mensen, vatbaar voor confirmatory bias, dat is de neiging om alleen naar informatie te zoeken die hun oorspronkelijke idee/hypothese bevestigt.

 

"Zonder accurate kennis over de prevalentie van partnergeweld en kindermishandeling bij conflictscheidingen, {en zònder de mogelijkheden die de jeugdbescherming heeft door te verwijzen naar specialisten die geen beschuldigende gegevens dienen te verkrijgen, en zònder  de mogelijkheden in https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/omgangssabotage-g-i }, zal de professional het belang van feitenonderzoek naar deze vormen van huiselijk geweld bij conflictscheidingsgezinnen onderschatten en er geen rekening mee houden in de besluitvorming.  Confirmatory bias  zorgt ervoor dat diezelfde professional vervolgens [g]een ‘bewijs’ voor mishandeling of geweld ziet.

 

 

Hieruit lezen we dat zeker bij complexe cases de jeugdzorgketen niet de aangewezene is voor het bepalen van een hulptraject.  ‘Valse herinneringen’ zijn niet wat men een kind toewenst, waar dit ook tot wegplaatsen kan leiden. Het ‘bewijs’ van een jeugdzorgprofessional is dus bij zaken die tot een beschermingsmaatregel leiden dubieus en kunnen tot schade leiden, zoals we zullen zien.

 

   Wetenschappelijke bevestigingen:

 

Klinisch psycholoog Femy Wanders van Accare  en gebiedsmanager RvdK Robert Vonk zien dat hulp anders verstrekt moet worden om “institutionele kindermishandeling”, dat Wanders “professionele kindermishandeling” noemt, te voorkomen. Het EHRM sprak in 2019 in een arrest ook daarvan. Het gezin moet betrokken worden, met goede therapeutische voorlichting. Een beschermingsmaatregel heeft niet de voorkeur.

 

In het Promotieonderzoek  van Sabine van der Asdonk, 15-09-2020, staat ook de noodzaak tot een [diagnostieke]  interventie vòòr de beslissing: “Omdat we beargumenteren dat het implementeren van een gehechtheidsinterventie in het beslisproces de kwaliteit van uithuisplaatsingsbeslissingen kan verbeteren, hebben we de effectiviteit van een dergelijke procedure onderzocht. We hebben in één studie gevonden dat het toevoegen van informatie over de vooruitgang die ouders lieten zien na een gehechtheidsinterventie kan bijdragen aan een verhoogde betrouwbaarheid van uithuisplaatsingsbeslissingen.”

 

Ze adviseren om vòòraf aan een beschermingsbesluit tot een maatregel eerst [bijvoorbeeld]  een [diagnostieke en voorlichtende] gehechtheidsinterventie te doen. Daarmee kan een beschermingsmaatregel voorkomen worden.

 

Volgens dat onderzoek van De Ruiter c.s. is het indiceren door jeugdzorgprofessionals, wat geen diagnosticeren is, zo risicovol dat diagnosticeren naar beroepscode door een specialist vele ‘valse positieven’ kan vermijden.  “Onze bevindingen zijn zorgwekkend  omdat de werknemers van Veilig Thuis de eerstelijns jeugdzorgprofessionals zijn die kinderen interviewen over een vermeende ervaring met misbruik.”  De RvdK en de G.I. doen daarop niet zelfstandig gekwalificeerd onderzoek, zodat valse positieven het dossier vervuilen.

 

Raadsheer Van Teeffelen vond als één van diens knelpunten dat er veel oud knip- en plakwerk in jeugdzorgrapportages staat (FJR2010/92).

 

Indiceren is geen diagnosticeren op niveau van rechtsvinding.   Cora Bartelink,  2018,  schreef haar proefschrift Dillemmas in Child Protection waaruit blijkt dat jeugdzorgwerkers te ondeskundig, te vaag besluiten nemen over gezinnen. Jeugdzorgwerkers werken niet trefzeker; waarbij men moet bedenken dat taxatieslijsten en richtlijnen nimmer beter scoren dan hooguit 75%, vaak minder dan 50% tot nul%.   René Clarijs, 2013, noemde diens proefschrift ‘Tirannie in de Jeugdzorg’, niet voor niets. De Nederlandse jeugdzorg is achter in het jeugdstelsel gepositioneerd {niet de jeugdgezòndheidszorg}, werkt geïsoleerd van andere werksoorten {dus diagnosticeert niet; Jeugdwet art. 3.2 lid 2}, denkt en werkt gericht op korte termijneffecten {zonder aandacht voor latere kindbelangen}, heeft een dominante probleemoriëntatie {die kinderrechters onnozel overnemen zonder onderzoek, LJN BD1113 } en bestuurlijke of inhoudelijke oplossingen zijn niet eenvoudig omdat (beleids)innovatie moeizaam of niet tot stand komt {en de wetenschap en gezondheidszorg welhaast geheel worden weggehouden}.

 

Telkens weer klinkt uit de hoek van deskundigen de roep om de jeugdzorg (zonder zorg) anders te organiseren.   Prof.dr. R.J. van der Gaag, oratie 2003, adviseerde vòòr een beschermingsonderzoek een diagnostieke nulmeting. Na bijna twee decennia lijken deskundigen daar nog steeds naar te streven, maar de jeugdzorglobby is hardnekkig. Daar lijkt men het wiel telkens zelf te willen uitvinden, zonder evidence based.

 

     De recente wetenschappen nopen tot degelijker onderzoek:

 

Heel de beschermingsketen heeft recente  wetenschappelijke  inzichten  verkregen ter implementatie, doch dit zien we niet terug in het recente beleid.

 

Waar de jeugdzorg werkt zonder dat een specialist zèlf het cliëntsysteem ziet en onderzoekt, blijkt uit wetenschappelijk inzicht dat het ene wetenschappelijk collectief vindt dat bij beslissingen tot wegplaatsen van een kind er (eerst) een diagnostischer interventie moet plaatsvinden om schade te voorkomen en mogelijk een beschermingsmaatregel kan worden voorkomen, en anderzijds werd gevonden dat jeugdzorgprofessionals te ondeskundig zijn in kennis om geen valse herinneringen op te wekken in het kind, dat tot ‘basis’ kan leiden tot een verzoek wegplaatsen van het kind, waarnaast recente wetenschappen aantonen dat een beschermingsmaatregel schadelijke aspecten kent die als contra-indicatief meegewogen dienen te worden bij de rechter, is naar kinderrecht hoogwaardiger kennis nodig dan vanuit slechts het sociaal domein.

 

    Wetenschap over het wegplaatsen van kinderen:

 

Een zeer beknopte samenvatting van de recente wetenschappelijke bevindingen  noemen we hier.

 

Internist Prof.dr.med. Ursula Gresser  schreef en vertelde in 2015 dat kinderen ziek worden waar ze weggeplaatst worden van één of beide ouders. “Na deze publicatie kunnen rechters niet meer zich verschuilen door dit kindbelang te negeren.  De rechter (of gezinsvoogd) die nu nog contactbeschadigend handelt, handelt willens en wetens kind-beschadigend, een vorm van ‘institutionele kindermishandeling’.  Contactsabotage naar ouders maakt kinderen na de scheiding ziek", zegt Ursula Gresser. {Dit geldt zeker ook bij Uithuisplaatsingen, dubbelop}.
 De arts heeft de zes meest recente internationale studies over dit onderwerp geëvalueerd.
"Het verlies van contact met levende ouders schaadt kinderen ongeveer twee keer zo lang en drie keer zo intens als het contactbreuk wegens de dood van een ouder," zegt Gresser. “Het weghouden van ouder(s), de vertrouwde omgeving voor een kind, door middel van bijvoorbeeld vonnissen, gezinsvoogdijbeleid of negatie van het kindbelang, wekt heimwee en andere verschijnselen op in de psyche van het kind.  Ook al zijn de ouder(s) eigenlijk bereikbaar, voor het ontvankelijke kind onder vreemde druk is dat niet zo.”

 

Joseph J. Doyle jr  vond reeds in 2007 (en later) dat kinderen die ondanks de inzet van de jeugdbescherming om uithuis te plaatsen  met passende hulpverlening thuis mochten blijven veel beter af waren dan die wel weggeplaatst werden, en met vele psychische problemen gingen kampen.

 

Vond prof. Jo Hermanns dat ook niet in Zeeland?! Hij spreekt ervan dat slechts ca. 25% van de huidige uithuisplaatsingen nog slechts nodig zouden zijn en dat komt overeen met de 72% van de OTS-sen die na 2 jaren nog geen verbetering gaven in het onderzoek van prof. N.W. Slot, terwijl in die 72% een groot deel wel verslechteringen werden gevonden. (Zeelandonderzoek-1  geheel, en Jeugdzorgonderzoek-2 na 9:27 waar gesproken wordt dat 75% wegplaatsen minder kàn).

 

Ook wetenschappers zoals Warshak, of Weinberger, of Nelson, of Hawleyetc. vonden dat het wegplaatsen van kinderen, weg uit hun vertrouwde omgeving en familie, ernstig schadelijk tot catastrofaal is. Weinberger noemt het een tijdbom. "Het wetenschappelijk bewijs tegen het scheiden van kinderen uit gezinnen is glashelder. Niemand in de wetenschappelijke gemeenschap zou het betwisten, het is niet zoals andere onderwerpen waar meer debat tussen wetenschappers is.  We weten allemaal dat het slecht is als kinderen gescheiden worden van vertrouwde ouders.  Gezien het wetenschappelijke bewijs is het kwaadaardig en komt het neer op kindermishandeling.'’

 

     Rechters behoren zo te wegen:

 

Daarom zouden rechters moeten beginnen met deze prangende onderzoeksvragen te beantwoorden:

 

1. Waarom hoeft in verzoeken tot OTS en/of Uithuisplaatsing (UHP) niet uitgelegd en bewezen te worden dat de ouders de ‘aantoonbaar verstrekte voorlichting om een beschermingsmaatregel te voorkomen aantoonbaar niet of duidelijk onvoldoende hebben geaccepteerd? Dit vergeleken met de wettekst:

  • Artikel 255 BW1  lid 1.  "De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling (gezinsvoogdij) indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling èrnstig wordt bedréígd, èn
  • a. de zorg die in verband met het wègnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of ònvoldoende wordt geàccepteerd,  èn
  • b. de verwàchting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn{?}, de veràntwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, {niet?!} in staat zijn te dragen."  – Zelden krijgen ouders bedoelde voorlichting vooraf.

 

2. Waarom hoeft in verzoeken tot OTS en/of UHP niet bewezen te worden, in volgbare  uitleg, dat de vermeende ‘ernstige bedreiging’ thuis zoveel ernstiger is dan de ernstige schade die bij het uitvoeren van een beschermingsmaatregel wetenschappelijk aangetoond gepaard gaat?

 

3.  Waarom wordt er geen diagnòstieke nulmeting  – volgens beroepscode – uitgevoegd en als bewijs bij het verzoek naar de kinderrechter verstrekt, zeker wanneer ouders er om vragen c.q. bij onenigheid; en hoe komt het dat er groot verzet is in de jeugdzorgwereld wanneer ouders dan een beroep doen op artikel 810a Rechtsvordering, alsof ouders, met legaal gebruik maken van BW1:247 en artikel 24 lid 1 van het prevalerend internationaal kinderrechten­verdrag, “tegenwerken”, “niet accepteren”?  Het  “niet accepteren” wordt nimmer aangetoond. Het vooraf goed en breed voorlichten, met dan een keuze, ook niet.

 

4.  Waarom hoeft in verzoeken tot OTS en/of UHP niet uitgelegd te worden op welke basis de verwàchtingen  [naar sub  b lid 1  uit BW1:255] door een sociaal werker c.q. jeugdzorgwerker gebaseerd zijn – op de ontwikkelingspsychologische of pedagogische wetenschap?   

 

5.  Waarom is BW1:265b zo vaag gecodificeerd  om een kind door een laagopgeleide bij een G.I. uithuis te mogen plaatsen, terwijl dat wetenschappelijk gezien aan veel duidelijker eisen zou moeten voldoen vanwege de tegenhanger, de [wetenschappelijk] aantoonbare schade  van zulk maatregel?  Hierbij de wettekst gegeven:  BW1:265b lid 1. "Indien dit noodzakelijk is ‘in het belang van de verzorging en opvoeding’ van de minderjarige of tot 'onderzoek' van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de {ondeskundige} gecertificeerde instelling (G.I.), bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen." –{Vaak is dat geen diagnostisch open onderzoek conform IVRK24 lid 1. Daarom zouden ouders voorlichting behoren te krijgen, wanneer ze hoogwaardiger gezondheidszorg wensen, en kennis te hebben van Rv810a. Ouders moeten dus ongezegd zèlf actief zijn op onbekende wegen.}  

 

6.  Hoe komt het dat aan scheidende ouders niet dírect (bij ruzie, bij politie gemeld, of bij inschrijven bij scheidingsrechtbank) een training  van bijv.  Villa Pinedo  wordt aangeboden, en de G.I. bij een omgangs-OTS zich niets aantrekken van voorlichten (BW1:262) en de door G.I.’s verkregen mogelijkheden in https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/omgangssabotage-g-i ? Er wordt veel geklaagd over het afwachten en escaleren door de G.I.. {Deze vragen zijn ook de RvdK voorgelegd, zonder antwoord/ Awb}.

 

Geldt dat artikel 24 lid 1 IVRK wel in de Nederlandse jeugdzorgwereld?

Alle propaganda vanuit de jeugdzorg en jeugdbescherming rept niet over deze basis van hun werk.

 

Kan men wel vertrouwen op die propaganda, waar dit genegeerd wordt, zo vaak genegeerd wordt, en in ‘antwoorden’ ontweken met vaagheden?  Kost 'jeugdzorg' zo niet extreem veel, en zonder controle via de gezinnen door de inspectie?!

____

 

Dit mag gecopiëerd worden en verstuurd of als een van uw producties voor een rechtszaakonderbouwing gebruikt worden!



II

 

Mythen over conflictscheidingen: Een onderzoek naar de kennis van juridische en sociale [jz]professionals

Prof. dr. Corine de Ruiter en Brigitte van Pol Msc – 2017 – Digitaal vertaald uit het Engels, uit:

“Beliefs About Children’s Memory and Child Investigative Interviewing Practices: A Survey in Dutch Child Protection Professionals from ‘Safe Home’ {=Veilig Thuis (NL)}”   ---   Brenda Erens1*,   Henry Otgaar1,2,  Lawrence Patihis3 and  Corine de Ruiter1

(Nootjes:  1Clinical Psychological Science, Maastricht University, Maastricht, Netherlands, 2Leuven Institute of Criminology, Catholic University of Leuven, Leuven, Belgium, 3University of Portsmouth, Portsmouth, United Kingdom) {Uitgebreidere versie, waarna nog artikelen}

 

Nederlandse vertaling vindbaar op:  https://www.dropbox.com/s/e2qakfsct3rjoos/DeRuiter_VanPol_Mythen_conflictscheidingen_2017.docx?dl=0 ; Engels: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fpsyg.2020.546187/full .

 

Meten met specialisme is cruciaal:

 

“Kennis van het geheugen van kinderen en forensische interviewvaardigheden zijn cruciaal bij onderzoeken naar kindermishandeling.”   

In de praktijk zien ouders en deskundigen dat zowel het AMHK (Veilig Thuis, in Engels ‘Safe Home’), de RvdK als de Gecertificeerde Instellingen (G.I., jeugdbescherming met [gezins]voogdij) zonder hoogwaardige beroepsregistratie (enkel sociaal SKJ is volstrekt onvoldoende)  gaan ‘praten’ met kinderen en kinderen woorden en denkbeelden in de mond leggen; er wordt veel geklaagd over “waarheidsvinding” met veel “leugens en intimidatie”.

Te snel wordt het axioma naar boven gehaald dat bij gedragsproblemen of enkel al ‘zorgen’ er sprake is dat ouders aan kindermishandeling doen, zonder diagnose, zonder voorlichting, zonder onderzoek conform kinderrecht IVRK24.1.*  Te snel wordt aangenomen dat deze ouders een ‘chaotisch brein hebben’, zoals op de volgende alinea is aangehaald, zonder verband te leggen op de invloed der reeds verrichte beschuldigingen als dat "de ouders pedagogisch onbekwaam zouden zijn", aangeslagen door het idee van een weggeplaatst kind.

 

Wetenschap over diagnostischer interventie voor bij een wegplaatsbeslissing door de jeugdbescherming:

 

Op https://ggz.foleon.com/de-nederlandse-ggz/gezond-opgroeien/4-stop-kindermishandeling/  wordt al aangegeven dat bij beslissingen meer nodig is dan een indicatie volgens onvolledige richtlijnen en vrij-ingevulde taxatielijsten.  Na UHP en bij Accare waren incidenten; de opnames duurden lang, soms wel meer dan een jaar. En jammerlijk zagen de hulpverleners (en gezinsvoogden) behandelde kinderen geregeld terug.  Femy Wanders: “We dachten dat het de beste manier was om kinderen met gedragsproblemen te behandelen. Maar zoals ik het nu zie, is het eigenlijk ‘professionele kindermishandeling’ geweest.”

 

Dat komt overeen met een arrest van het EHRM (Europ. Hof v.d. Rechten v.d. Mens) dat sprak van “institutionele kindermishandeling”.  "Professionele kindermishandeling"...   Waar er voor een beslissing tot mogelijke wegplaatsing eerst degelijk gemeten wordt met diagnostiek en  bijbehorende degelijke voorlichting. Ouders kunnen leerzaam zijn waar ze niet beschuldigd en weggezet worden.

In een rechtszaak door een advocaat om getuigen van ouder's kant te mogen laten horen (Rv803 wordt vaak tegengewerkt door de jeugdbescherming) werd het "institutioneel jeugdzorggeweld" genoemd. Zeker waar bewijs van afdreigen van een kind bewezen kon worden, en toch de verdraaide woorden van het kind door de jeugdzorg gebruikt werden 'als bewijs' van 'mishandeling',  dat niet is  gecodificeerd.

 

In het Promotieonderzoek  van Sabine van der Asdonk, 15-09-2020, staat ook de noodzaak tot een [diagnostieke] interventie voor de beslissing: “Omdat we beargumenteren dat het implementeren van een gehechtheidsinterventie in het beslisproces de kwaliteit van uithuisplaatsingsbeslissingen kan verbeteren, hebben we de effectiviteit van een dergelijke procedure onderzocht. We hebben in één studie gevonden dat het toevoegen van informatie over de vooruitgang die ouders lieten zien na een gehechtheidsinterventie kan bijdragen aan een verhoogde betrouwbaarheid van uithuisplaatsingsbeslissingen.”

Weliswaar wordt al aangenomen  dat ouders mishandelen, toch zou ook volgens haar een bepaalde interventie, en wel over hechting, en dus specialistisch, het beslissen over een maatregel kan verbeteren. Maar er wordt toegegeven dat uithuisplaatsbeslissingen – nu – vaak niet betrouwbaar zíjn.**

 

Waarom 'complex' niet diagnosticeren?:

Het veroorzaken van 'valse herinneringen' om tot 'munitie' te komen:

 

Kinderbeschermers hebben dagelijks te maken met complexe gevallen van vermeend kindermishandeling. Als onderdeel van hun werk interviewen zij de kinderen over vermeende ervaringen met misbruik. Er zijn mogelijke valkuilen bij het interviewen van kinderen, aangezien eerder onderzoek heeft aangetoond dat kinderen vatbaar zijn voor suggestieve interviewtechnieken (bijv. Ceci et al., 2002 ).  Er zijn gevallen waarin twijfelachtige interviewtechnieken lijken te hebben geleid tot valse herinneringen aan misbruik bij kinderen (bijv. De McMartin-zaak; Garven et al., 1998 ; zie Otgaar et al., 2017 , voor een Nederlandse casus).

 

 Waar ondeskundigen, jeugdzorgwerkers, raadsmedewerkers en gezinsvoogden, niet diagnostisch-bevoegd zijnd, kinderen bevragen om daarop het verzoekschrift uit te doen naar de kinderrechter voor een beschermingsmaatregel, kunnen onbewust of bewust er een potje van maken en kinderen valse herinneringen geven of althans zo doen schijnen, woorden, gebeurtenissen in de mond leggen, zoals bij de veroordeelde Bolderkar-affaire. Zo blijken de ‘Drie-huizen-tekeningen’, poppenkast-interviews, en degelijke, door de jeugdzorgwerkers, voor vele fouten te zorgen, en dus volstrekt onvoldoende te zijn om daarop een interventie af te dwingen bij de rechter.

 

 Doch de rechters zijn onnozel; ze zijn gepolariseerd door deze juridische partijen in achterkamertjes voorgelicht, dat is bekend. De jeugdzorgketen heet ‘professioneel’ te zijn, en mag dan deze keten zomaar zonder verificatie geloofd worden, waar ze juridisch partij zijn en een financieel belang hebben. Ook slagers zijn ‘professioneel’.

 

Vals Actieplan:

 

“Binnen het Nederlandse kinderbeschermingssysteem is het gebruik van empirisch gevalideerde protocollen voor verhoor van kinderen beperkt ( Kinderombudsman, 2013 ). Regelmatig verschijnen artikelen in de Nederlandse media die kritiek leveren op het besluitvormingsproces in het kinderbeschermingssysteem ( Huijer, 2014 ). Zo heeft de Nederlandse Jeugdinspectie in haar jaarverslag 2014 haar bezorgdheid geuit over het gebrek aan objectiviteit en feitenonderzoek binnen het kinderbeschermingssysteem ( Inspectie Jeugdzorg, 2014 ). Onlangs kondigde de Nederlandse minister voor Rechtsbescherming een verbeterplan aan op het gebied van feitenonderzoek in het kinderbeschermingssysteem ( Dekker, 2018 ).”

 

 Dat Actieplan is mislukt, omdat de inbreng van jongeren, ouders en hun deskundigen en wetenschappers niet terug te vinden zijn in de voorstellen van de adviezen van zowel LOC als van het NJi, dat wel beweert dat die wetenschap is ingebracht, maar we vinden het niet prominent terug waar het waarschuwt voor ernstige schade bij beschermingsmaatregelen.  

 

 De geïnterviewde ‘professionals’ hadden te weinig kennis, zo bleek.

 

Interview liever door deskundigen:

 

Alles bij elkaar genomen suggereert onze studie dat er behoefte is aan training van jeugdzorgprofessionals in zowel het geheugenfunctioneren als de praktijk van evidence-based onderzoeksinterviews mèt kinderen.  In lijn met eerder onderzoekPatihis et al., 2013 ; Ost et al., 2017 ; Patihis en Pendergrast, 2019 ), komt onjuiste kennis over zaken als onderdrukte herinneringen aan trauma veel voor bij professionals die werkzaam zijn in de kinderbescherming.  Bovendien gebruiken professionals geen methode voor het interviewen van kinderen die empirische ondersteuning heeft gekregen en gebruiken ze aanvullende hulpmiddelen, zoals tekeningen van menselijke figuren, die het risico op valse geheugenrapporten vergroten  Otgaar et al., 2012).”

Onze bevindingen zijn zorgwekkend  omdat de werknemers van Veilig Thuis de eerstelijns professionals zijn die kinderen interviewen over een vermeende ervaring met misbruik.  Verkeerde geheugenopvattingen en gebrekkige interviewmethoden naar kinderen kunnen resulteren in valse positieven (concluderen dat een kind is misbruikt, terwijl het kind dat in feite niet was) of – zelden – vals negatieven (concluderen dat het kind niet werd misbruikt, terwijl het kind in feite werd misbruikt). Daarom is het van vitaal belang dat professionals bij vooral de AMHK’s (VT) en de RvdK empirisch gebaseerde methoden toepassen voor het interviewen van kinderen, en dat ze worden opgeleid in de wetenschap  van het geheugen die relevant is voor toegepaste omgevingen.”

 

De opleiding van deze jeugdzorgwerkers is volstrekt onvoldoende om deze diagnostische eigenschappen eigen te maken, waar orthopedagogen academischer en een veel langere studie achter de rug hebben, niet voor niets.

 

Decennia lang horen we de belofte “te professionaliseren”.  De jeugdbeschermingsketen heeft zich er nooit aan kunnen houden, maar dat vergeet de politiek, èn de rechters.  Dat 'professionaliseren', vooral bij 'complexe zaken', kan niet bij de gebezigde opleidingen MBO- en HBO-alfa tot jeugdzorgwerkers.  Ze lijden te vaak onder psychopathie (doktertje spelen, kinderredder-zijn) of onveilige gehechtheid.  Dat geeft jeugdervaringen, en naar het promotieonderzoek van Cora Bartelink, 2018, beslissen deze jeugdzorgwerkers in meerderheid op hun eigen jeugdervaringen, zonder empirisch onderzoek met diagnostiek en voorlichting.**

 

In de ‘Mythen’ lezen we:

 

“Blijkbaar bestaan bij veel professionals misvattingen, die waarschijnlijk gevolgen hebben voor hun ‘professionele’ handelen en voor de beslissingen  die zij nemen in deze complexe  echtscheidingszakenOmdat de professionals niet over de juiste kennis beschikken en handelen vanuit onjuiste veronderstellingen, kunnen zij onbedoeld {ernstige} schade  aanrichten  bij kinderen  in conflictscheidingsgezinnen.50 [50: Zie ook Hans, et al. (2014), p. 957-966;  De Ruiter (2016), p. 62-67; en Tversky & Kahneman (1974), p. 1124-1131: Hans, J. D., Haselschwerdt, M. L., Hardesty, J. L. & Frey, L. M., ‘The effects of domestic violence allegations on custody evaluators’ recommendations’, Journal of Family Psychology 2014, 28, p. 957-966, http://dx.DOI.org/10.1037/fam0000025; resp. Ruiter, C., de, ‘In dialoog over conflictscheidingen’, Directieve therapie 2016, 36, p. 62-67; Tversky, A. & Kahneman, D., ‘Judgment under uncertainty: Heuristics and biases’, Science 1974, 185, p. 1124-1131.].  

 

"Professionals zijn, als alle mensen, vatbaar voor confirmatory bias, dat is de neiging om alleen naar informatie te zoeken die hun oorspronkelijke idee/hypothese bevestigt.51 [Zie Kassin, Dror & Kukucka (2013), p. 42-52.]  

 

"Zonder accurate kennis over de prevalentie van partnergeweld en kindermishandeling bij conflictscheidingen, {en zònder de mogelijkheden die de jeugdbescherming heeft door te verwijzen naar specialisten die geen beschuldigende gegevens dienen te verkrijgen, en zònder  de mogelijkheden in https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/omgangssabotage-g-i }, zal de professional het belang van feitenonderzoek naar deze vormen van huiselijk geweld bij conflictscheidingsgezinnen onderschatten en er geen rekening mee houden in de besluitvorming.  Confirmatory bias  zorgt ervoor dat diezelfde professional vervolgens [g]een ‘bewijs’ voor mishandeling of geweld ziet.”

 

De praktijk is dat jeugdzorgwerkers te veel op hun jeugdervaringen en opleiding afgaan zonder diagnostiek niveau en overal ‘kindermishandeling’ in de meest vage vormen denken te zien.  De  confirmation bias   zorgt veelal onbewust dat feiten die eigen overtuiging tegenspreken genegeerd worden, en dat zien we met de verstrekte recente wetenschappen die de jeugdbeschermingsketen  in 2018/2019 is verstrekt.

 

De  wet  (BW1:255 lid 1) is zeer vaag gecodificeerd en kent geen sanctionering bij misbruik.

 

Rechters zijn te vaak ook onnozel om een advies van een juridische partij te kunnen verifiëren op achterliggend bewijs; en ze negeren adviezen van deskundigen, hier  en hier  en hier, etc..

 

En dat is ernstig bij de constatering van de wetenschap:Omdat de [jeugdzorg]professionals niet over de juiste kennis beschikken en handelen vanuit onjuiste veronderstellingen, kunnen zij onbedoeld {ernstige} schade  aanrichten  bij kinderen.”.

 

Wetenschap, dat genegeerd wordt:

 

Dit is volledig en herhaaldelijk wetenschappelijk, en dus feitelijk, vastgesteld.

 

Dit onderzoek noemt ook PAS (Parental Alienation Syndrome), wat uiteindelijk als  CAPRD  werd beschreven in DSM-5 (Child Affected by Parental Relationship Distress; Bernet, William; Wambolt, Marianne Z.; Narrow, William E.;  May 2016, Journal of American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, July 2016; 55(7): p. 571579; www.jaacap.org {Zie Drozd & Olesen (2003), p. 65-106 en Meier (2010), p. 219-252; in Drozd, L. M. & Olesen, N. W., ‘Is it abuse, alienation, and/or estrangement? A decision tree’, Journal of Child Custody 2003, 1, p. 65-106, DOI: 10.1300/J190v01n03_05; Meier, J. S., ‘Getting real about abuse and alienation: A critique of Drozd and Olesen’s decision tree’, Journal of Child Custody 2010, 7, p. 219-252, DOI:0.1080/15379418.2010.521032.}

 

Aangezien CAPRD (PAS, oudervervreemdingssyndrome) een complex aan problemen bevat, zoals loyaliteitsconflict en minderwaardigheidsgevoel door zelfbeschuldigingen (zie de  training van Villa Pinedo,  die gezinsvoogden opvallend niet graag direct verstrekken aan ouders, om daarop [dus niet] te meten wat de mentale keuze is per ouder), is nadrukkelijk diagnostieke en voorlichtende deskundigheid van node.

 

Rechters:

 

Rechters negeren ook de recente wetenschap die de rechtbanken is verstrekt in deze brief: https://kinderbescherming.jimdofree.com/brieven/brief-aan-tweede-kamer-2011/aan-rechters-wetenschap-meewegen/.

 

De mediation in Nederland wordt te vaak door juristen verstrekt die geen diagnostieke ervaring hebben met eerst 'open en objectief voorlichten' van wetgeving, en van de verwerking van signalen en vraagstukken bij of in het kind, waarbij dus ook de training van Villa Pinedo  wordt onderschat om deze eerst en direct te verstrekken aan beide ouders, met de mededeling dat het bedoeld is om een beschermingsmaatregel te voorkomen.  Vreemd genoeg eisen gezinsvoogden dat ouders met elkaar communiceren, wanneer dat stroef gaat, zònder voor te laten lichten hóé, wat wel kan met leuke cursussen communicatietechnieken. Zonder enige hulp en steun, ondanks BW1:262 (lid 3 en 1).

 

 

De literatuurlijst ‘Mythen’ is lang!

 

Het bleek dat er instellingen waren die niet wilden meedoen met het wetenschappelijk onderzoek.   Een teken aan de wand.

 

“Tenslotte vonden we dat mediators, in vergelijking met niet-mediators, de effectiviteit van mediation bij conflictscheidingen significant overschatten." … "Aangezien de specifieke opleidingen die professionals tot nu toe gevolgd hebben gèèn relatie vertonen met hun kennisniveau, zijn opleidingen nodig die gegeven worden door experts, die op de hoogte zijn van de {onafhankelijke} wetenschappelijke literatuur over conflictscheidingen, huiselijk geweld, valse beschuldigingen, vragentechniek, diagnostieke wegen, en mediation.”

 

De conclusie van ‘Mythen’ is zorgwekkend, maar genegeerd door de beschermingsketen incl. rechters!

 

Diagnostieke interventies voor voorlichting en bewustmaking van ouders (voordat ze beschuldigd en getraumatiseerd worden) is hard nodig om schade te voorkomen, schade door een beschermingsmaatregel!  

Tevens is het voorkomen van valse beschuldigingen noodzakelijk om aan lid 3 van BW1:262 te voldoen, wat kan door vooraf te diagnosticeren na een taxatie, en daarbij deskundiger te laten voorlichten. Voorlichten is nodig om onnodige wegplaatsingen te voorkomen.­­­­­­­­­­­    



III

 

** “Gehechtheidsinterventies kunnen mogelijk bijdragen aan verbeterde uithuisplaatsings­beslissingen” 15-09-2020 over Promotie van Sabine van der Asdonk

 

https://www.universiteitleiden.nl/nieuws/2020/09/gehechtheidsinterventies-kunnen-mogelijk-bijdragen-aan-verbeterde-uithuisplaatsingsbeslissingen :

 

Uithuisplaatsingsbeslissingen hebben een drastische impact op het leven van kinderen en hun ouders. Vanwege deze grote impact is het van uiterst belang dat uithuisplaatsingsbeslissingen met zo groot mogelijke zekerheid kunnen worden genomen en leiden tot de best mogelijke uitkomsten voor de ontwikkeling van kinderen. Het onderzoek van Sabine van der Asdonk draagt voorzichtig bewijs aan dat gehechtheidsinterventies kunnen worden ingezet om uithuisplaatsingsbeslissingen te ondersteunen. –{Dit is raar! Gehechtheidsinterventies, hechtingstherapieën na diagnostiek door een specialist, moeten juist vòòraf gaan aan een beschermingsmaatregen, waarop gemeten kan worden of ouders het aankunnen en men diagnostisch weet wat de oorzaak is. Een oorzaak kan immers zijn de “institutionele kindermishandeling” door de jeugdzorg of door een speculatieve beschermingsmaatregel [FJR2012-95]. “Institutionele kindermishandeling” is gebezigd door het EHRM in 2019.}–

 

Beslissen over uithuisplaatsingen is zeer ingewikkeld – niet alleen vanwege de complexiteit en onvoorspelbaarheid van problemen in gezinnen –{en waarom niet elders dan het gezin?}– waarin kindermishandeling plaatsvindt, maar ook omdat professionals vaak tegenstrijdige en onvolledige informatie krijgen, onder tijdsdruk werken en een hoge caseload hebben. –{De jeugdzorgprofessional is niet diagnostisch bevoegd. Een gedragswetenschapper in een G.I. of RvdK gaat enkel af op wat deze ‘professional’ [een slager is ook een professional] kàn en wìl doorgeven, en houdt zich dus niet aan diens beroepscode het cliëntsysteem zèlf te onderzoeken, wetende dat een beschermingsmaatregel zeer schadelijk ingrijpend kan zijn, want een echte professional moet toch weten dat een beschermingsmaatregel schadelijk  is volgens de recente wetenschappelijke inzichten. De AMHK’s, RvdK en G.I.’s zijn ermee bekend gemaakt door de AZF (2019).}–

 

In het geval van kindermishandeling biedt de ouder –{of de jeugdzorg of de school}– vaak ‘geen veilige basis’ voor het kind –{en dan gaat deze stelling niet op}–: de ouder-kindrelatie wordt namelijk gekenmerkt door negatieve, onvoorspelbare en dysfunctionele gedragingen van de ouder –{en meteen is de oorzaak die niet is gediagnosticeerd vergéten door  promovenda Sabine van der Asdonk. Ook de jeugdzorgketen kan deze negativiteit bewerkstelligen}–. 

Hierdoor hebben mishandelde kinderen een sterk verhoogd risico om een gedesorganiseerde en/of onveilige gehechtheidsrelatie ten opzichte van –{volgens de valse stelling}– hun ouders te ontwikkelen. Dit maakt hen kwetsbaar voor negatieve ontwikkelingsuitkomsten. Wanneer door een gehechtheidsinterventie de sensitiviteit van ouders wordt gestimuleerd, kan de kwaliteit van de ouder-kindrelatie verbeteren. Dit heeft dan positieve effecten voor de ontwikkeling van kinderen. –{Maar die gespecialiseerde diagnostiek moet vooraf gaan aan een beschermingsonderzoek om een beschermingsmaatregel te voorkomen, en daarbij de ernstige schadelijke effecten daarvan te voorkomen. Wat ligt op het geweten van een jeugdzorgprofessional wanneer de oorzaak achteraf bleek een verkeerd onderbuikgevoel of een autonome onveilige gehechtheid, of pesten op school? Er wordt van de nodige  onderzoeksvragen  bij de kinderrechter in het huidige beleid weggekeken.}–

 

– Betere inschatting toekomstig welzijn

 

Sabine van der Asdonk heeft in haar proefschrift onderzocht of gehechtheidsinterventies kunnen bijdragen aan verbeterde uithuisplaatsingsbeslissingen voor gezinnen waarin kindermishandeling heeft plaatsgevonden. –{Er wordt van het axioma uitgegaan dat het de óúders waren die mishandelden en geen concrete voorlichting wensten. En hoe beslist de jeugdzorgprofessional, die de spil is van wat wordt doorgegeven aan het team en de kinderrechter, over hechting zonder diagnostisch-bevoegd en zonder gespecialiseerd te zijn, over de werking bij en dus na de uithuisplaatsing? En heeft deze jeugdzorgprofessional wel weet van wat aan de besturen van heel de jeugdbeschermingsketen is aangereikt aan recente wetenschappelijke inzichten over de schadelijke kant van de jeugdbescherming?}–  

Als wordt geëvalueerd hoe ouders reageren op een gehechtheidsinterventie, zou dit concrete en objectieve informatie opleveren over de capaciteit van de ouder om belangrijke opvoedvaardigheden te verbeteren. –{Ondanks de kromme titel lijkt het er op dat Van der Asdonk toch denkt aan vooraf, dus eerst, te diagnosticeren met een specialist op hechtingsgebied, inclusief concrete (en dus aantoonbare) voorlichting, zwart op wit; althans zo zou dat moeten!}–   

Hiermee kan mogelijk een betere inschatting worden gemaakt van het toekomstig welzijn van het kind, waarmee uithuisplaatsingsbeslissingen mogelijk beter kunnen worden onderbouwd –{met de vraag waarom “onderbouwen” wanneer er waarschijnlijk niet beslist hoeft te worden waar ouders de juiste voorlichting met alternatieven verkregen naar aanleiding van de preventieve gespecialiseerde diagnostiek?}–.

 

– Effectiviteit gehechtheidsinterventie

 

“Omdat we beargumenteren dat het implementeren van een gehechtheidsinterventie in het beslisproces de kwaliteit van uithuisplaatsingsbeslissingen kan verbeteren, hebben we de effectiviteit van een dergelijke procedure onderzocht. –{En is dat ook afgewogen tegenover de vele wetenschappelijke inzichten dat dwangzorg schadelijke kanten heeft die ernstiger zijn dan de vermeende, vaak ongediagnosticeerde ‘bedreigingen’ die de jeugdzorg ziet?}– 

We hebben in één studie gevonden dat het toevoegen van informatie over de vooruitgang die ouders lieten zien na een gehechtheidsinterventie kan bijdragen aan een verhoogde betrouwbaarheid van uithuisplaatsingsbeslissingen. In dit proefschrift heb ik tevens aangetoond dat de meest getraumatiseerde ouders minder vooruitgang laten zien in hun opvoedgedrag na een gehechtheidsinterventie.” –{Wordt er rekening mee gehouden dat de jeugdzorg met verkeerde voorlichting en onaangename afdreigingen door de ondeskundige professionals in trauma kunnen schieten, zodat de oorzaak toch ook dan bij de jeugdzorg ligt? Door de hypocognitie  bij de jeugdzorgprofessional en de confirmation bias  in de beleidsketen wordt in dossiers gezien dat de jeugdbescherming de hakken in het zand zet wanneer dat tegen het werkgelegenheidsbelang gaat; het wordt vaak als verwijt door de ouders gezien, ook ondanks wanneer ouders legaal op basis van BW1:247  naar een meer hoogwaardig optimum aan hulptraject werken n.a.v. het kinderrecht in artikel 24  lid 1 IVRK. Dàt is legaal, maar wordt naar de rechter vaak afgedaan dat de ouders “tegenwerken” of de geboden [lagere] hulp “niet accepteren”, naar de woorden in lid 1 van BW1:255. De kinderrechter is geen orthopedagoog om deze misleiding te doorzien, en ouders wordt ter korte rechtszitting  de mond gesnoerd. Artikel 3.3 uit de Jeugdwet  schept bij rechters verwarring, ondanks de vaak genegeerde uitspraak van de CRvB in LJN BD1113, dat noopt tot wèl onderzoeken of wat als waarheid wordt beweerd door de jeugdbescherming wel waarheid op diagnostiek niveau ìs. De rechter neemt te vaak aan dat wat de ‘professional’ beweert ‘waarheid’ is, als basis om ouders de mond te snoeren; voor deze rechtszaken wordt te weinig tijd genomen en ingepland.}–

 

– Meer onderzoek nodig

 

De resultaten uit het proefschrift van Van der Asdonk dragen voorzichtig bewijs aan dat gehechtheidsinterventies kunnen worden ingezet om uithuisplaatsingsbeslissingen te ondersteunen. –{Liever zien ouders dat deze diagnostieke, voorlichtende en therapeutisch-specialistische inzet een beschermingsmaatregel met afdreiging en contraproductieve dwang voorkomen wordt.}–  Wel is nog meer onderzoek nodig om te achterhalen op welke manier deze interventies het beste kunnen worden ingezet in het beslisproces. –{Het is dan te hopen dat dit nu eens mèt de gegeven recente wetenschappen gebeurt. Prof. Carlo Schuengel  heeft in 2013 een jeugdzorgacademie gegeven met waarschuwingen dat dwang contraproductief  werkt en dat er dus anders gecommuniceerd  dient te worden door de jeugdbescherming; doch wat we zien  is dat de jeugdbeschermers het tegendeel deden. De klachtaantallen over bejegening liepen op. En in jaarverslagen wordt erkend dat er al die tijd niets geleerd is uit deze klachten.}–

 

Download de Nederlandstalige samenvatting van het proefschrift ‘Growing up safely, attachment-based interventions in child protection cases.‘ ››. 

Hierna gaan we in op haar samenvatting.

___________________

{Te vaak zien we dat de jeugdzorg nog uitgaat van de pseudowetenschap zoals op https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/valse-stemvankind . Dat leidt tot schade, zoals we uit  statistieken zien. Pleegkinderen scoren vaak nog slechter na enige jaren OTS dan geadopteerden.}


IV

De mystificatieschijven van jeugdzorg

voordat de rechter mag beslissen….

  Hoe maakt jeugdzorg een 'zorgje' erger dan het lijkt?:

 

Van de site http://svensnijer-essays.blogspot.com/2018/02/feiten-opleuken-tot-belastende.html van Sven Snijer een inzichtgevend essay over hoe  van roddel en beweringen ‘feiten’ gemaakt worden... 

 

De ‘jeugdzorg’ (van wijkteam, CJG, AMHK, RvdK tot de Jeugdbescherming) zoekt werkgelegenheidsobjecten die $ubsidie opleveren, liefst jaren lang…

Daarbij kan de jeugdzorgwerker zich tevens een kinderredder, een held, voelen, na persoonlijke ervaringen in de jeugd. Dat er hypocognitie heerst en IVRK artikel 24 lid 1 niet begrepen wordt, doet hen niet ter zake.

 

Er wordt reclame gemaakt dat verdachte zaken met vermoeden van mogelijke kindermishandeling gemeld worden bij het AMHK, wat vreemd genoeg “Veilig Thuis” wordt geheten.

 

De melders denken dat er dan deskundig wordt onderzocht, met specialisten, doch zij kennen het sociaal domein met AMHK niet. Het gaat na een melding onverwacht anders. Dr. Cora Bartelink  bewees dat de jeugdzorg vooral op persoonlijke ervaringen en opvattingen naar invulling van het gehoopte bewijs zoekt; dat gaat zo:

 

Hier het meest plastische deel:

 

4.     Mystificatieschijf 1:

In het eerste dossieronderzoek en gesprekken met instanties om het gezin heen (school, artsen, etc.) worden  risicotaxatie-checklists  gebruikt door diagnostisch-onbevoegden.  Daarbij worden suggestieve vragen gebruikt (bewijs in ons dossier) en naar ‘ja’ gevist met bekende, manipulerende communicatietactieken. (Er is al vaker door VT- en andere jeugdzorg-medewerkers, en zelfs directieleden,  toegegeven dat er aangedikt wordt om het verzoek bij de rechter 'er door te krijgen'.)  En in die gesprekken worden gekleurde inleidingen gebruikt.

 

Voorbeeld: - Aan de geïnterviewde wordt eerst een lange opsomming van de negatieve vermoedens, die jeugdzorg heeft, voorgedragen. Dit is vaak een heftig verhaal, waarvoor geen of flinterdun ‘bewijs’ is.

- Dan wordt de vraag gesteld: ‘Maakt u zich zorgen om het gezin?’

- Antwoord: ‘Ja, als ik dit zo hoor maak ik me zorgen om het gezin’.

- In het dossier komt te staan: “de familie/ huisarts/ school maakt zich ook zorgen om het gezin’'.

- En daarbij wordt de bekende onderhandelingstruc gebruikt "die en die maakt zich ook zorgen om het gezin" om het opgediste verhaal meer geloofwaardigheid te geven.

- In ons geval werd mij een lijst van zo’n 30 contactpersonen (‘informanten’) onder de neus geschoven die het allemaal eens zouden zijn met jeugdzorg: ‘dat over jullie gezin zoveel verschillende dokters eigenlijk dezelfde zorgen aangeven…’. -  Bij navraag blijkt over mensen die op die lijst staan als geïnterviewde  ‘supporters’ van de claim van jeugdzorg, 'informanten', dat er bijvoorbeeld één helemaal niets had willen zeggen. Die staat wèl op de lijst als ‘supporter’, als 'informant'. Wie zwijgt stemt toe? Daarna mocht de lijst niet verder worden gecheckt...

- {Er wordt niet gekeken naar diagnostische rapporten die de ouders ontlasten, en dàt zijn nu juist féíten naar het passende kinderrecht IVRK artikel 24 lid 1: States Parties recognize the right of the child to the enjoyment of the hìghest attáínable standard of health ànd to facilities for the treatment of illness and rehabilitation of [also orthopedagogic and psychological] health.  States Parties shall strìve to ensure that nó child is depríved of his or her right of àccess to such health-care-services. = De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op het genòt van de gróótst mógelijke máte van gezòndheid èn op voorzieningen voor de behandeling van ziekte en het herstel van de [ook orthopedagogische en psychologische] gezondheid. De Staten die partij zijn, stréven ernaar te wáárborgen dat geen enkel kind diens recht op tóégang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt ònthouden.}.

 

5.     Als vragen en tegenwerpingen ongemakkelijk worden voor jeugdzorg hebben ze een scala aan uitvluchten en gebruiken ze ronduit chantage, bijvoorbeeld:

 

‘U gaat wel erg in verzet’ (wat bij de Raad terechtkomt als ‘ouders werken niet mee’ of ‘ouders zoeken de confrontatie’ of ‘ouders accepteren de hulp niet’, al naar gelang het onderwerp van de paragraaf in het rapport). ‘Daar gaan we even niet op in’, ‘het ligt bij jullie (problemen met instanties/ school)’, ‘dat is onze overtuiging’, ‘het gaat ons er niet om dat wij iets kunnen bewijzen, wij willen dat het goed gaat met het kind’, ‘hier kunnen we het zo even over hebben’, ‘er is veel strijd’, ‘ik ga niet over individuele dokters (terwijl die wel tegen je in stelling worden gebracht)’, ‘wij maken ons zorgen op basis van informatie die we hebben (welke informatie dat is zeggen ze niet)’, ‘u gaat in op details, terwijl wij naar het geheel kijken (terwijl dat geheel is opgebouwd uit die [onjuiste] details)’, ‘waar wij ons nog het meeste zorgen over maken is dat u zich geen zorgen maakt’ (hoe cool is dat? U bent verdacht omdat u zegt onschuldig te zijn), ‘het plan van aanpak krijgt u te zijner tijd, want wij vinden op dit moment dat dat geen bijdrage levert aan het positief beïnvloeden van …(nooit gehad)’, ‘ik hoef niet te zeggen waarom jullie dingen doen, ik hoef geen motief’, ‘geen twijfel mogelijk’, ‘wij zijn representant van wat er algemeen wordt gevonden. Ja en wij proberen niet op alle details in te gaan…’, ‘ik vind u geagiteerd overkomen’, ‘hoe kan het AMK (Veilig Thuis) tevreden zijn, zodat we niet naar de Raad hoeven?’, ‘wij hebben een melding hè en daarmee hebben wij de verantwoordelijkheid voor het welzijn en de positieve ontwikkeling van jullie kinderen’, ‘ja, wat u nog niet heeft is wat die mensen dan gezegd hebben, dat heeft u nog niet, maar dat krijgt u nog wel (nooit gehad)’, ‘wij hebben iets anders gehoord (wat wordt nooit duidelijk)’, ‘dit gaat niet over waarheidsvinding’, etc..  {Wordt een ouder die het niveau van IVRK 24.1 verwacht voor het kind, echte diagnostiek, is  deze bejegening  door de 'jeugdzorg' begrijpelijk emotioneel, al wordt aangeraden in jeugdzorgland dit níét te uiten! Blijf netter dan de jeugdzorgwerkers, heel tactisch, om uiteindelijk het kind te kunnen beschermen  tegen schade door  jeugdzorg! Werk het liefst zwart op wit, de Awb volgend, om inhoudelijke antwoorden te verkrijgen om als bewijs te laten dienen bij de volgende rechter. Daartoe moeten ouders vaak doorvragen en termijnen in acht nemen uit de Awb}.

 

Extra mystificatieronde:

6.      Geconstateerde ‘feiten’ in en om het huis worden omgebogen tot iets wat tegen de ouders / het gezin kan worden gebruikt. Bijvoorbeeld in ons geval: 

 

a.      Bewering gepresenteerd als feit: “Fietsen liggen verspreid door de tuin”. Doel: beeld oproepen van asociaal gezin. Rommeltje. Feiten: fietsen staan voor bij de achterdeur en achter onder de carport. Dat is inderdaad verspreid, maar roept een ander beeld op. Je kunt dit trouwens pas constateren als je heel ver op het terrein bent geweest. Daar waren wij niet bij en er is geen toestemming voor gegeven (huiszoekingsbevel); 

   

b.     Bewering gepresenteerd als feit: “Er zitten rolluiken voor de ramen.”. Doel: beeld oproepen van asociaal, teruggetrokken gezin. Feit: voor één woonkamer met raam op het Noorden zit een rolluik (permanent) dicht. Dit is het enige raam met enkel glas en het tocht in de winter;  

   

c.      En zo gaat het door. Er is altijd wel iets op of aan te merken op de huishouding wat tegen de ouders gebruikt kan worden. Verhalen daarvan zijn er genoeg;

 

7.     Feiten uit het dossier worden ook omgebogen om tegen de ouders te kunnen worden gebruikt. Hierbij wordt dan selectief de onderbouwing van die feiten weggelaten.  

   

Bijvoorbeeld in ons geval was er sprake van veel schoolverzuim (zoals bijv. door ASS). Voor elke afwezigheid (verzuim) was een sluitende verklaring, zoals artsenbezoek. - In de rapportage van jeugdzorg is dan alleen sprake van veel verzuim, ingebed in een verhaal dat 'er zorgen zijn om het kind'. - Veel verzuim is daarvoor dan een onderbouwing. - Er wordt níét bij vermeld dat voor alle verzuim een geldige reden is! Volgens de checklists van jeugdzorg is (alleen) ongeoorloofd verzuim een risicofactor. In ons geval is sprake van geoorloofd verzuim. Maar daar heb je niet zoveel aan als je de ouders in een kwaad daglicht wilt stellen. Er wordt toch afgevinkt. Ontlastende verklaringen en feiten zal je zelden of nooit in dit soort jeugdzorgdossiers tegenkomen;

 

8.     Uit die eerste fase van onderzoek wordt dan een voorlopig rapport / bevindingen opgesteld.  ‘Onderbouwd’ met de (conclusies) uit de interviews (‘x / alle dokters / alle informanten maken zich ook zorgen over het gezin’, etc.) en dossiers (‘meneer was aan het vechten’, etc.).  Gelardeerd met eigen suggestief ‘onderzoek’ (‘fietsen liggen verspreid door de tuin’) en daadwerkelijke feiten, zoals veel schoolverzuim, maar dan verdraaid.  Alles bij elkaar krijg je dan een behoorlijk geloofwaardig verhaal (voor een psychologisch ondeskundige rechter), als je niet kritisch forensisch bent onderlegd (gewend aan waarheidsvinding).  Dit is vaak een lijvig document dat niet de tekstuele verklaringen, rapporten en dossiers bevat, maar alleen de conclusies van de onderzoekers en/of de door hen gemaakte samenvatting van die dossiers, interviews etc.  (In de bijlagen zit veelal niet de originele stukken zodat er niets te verifiëren is).  Dus deze stap is voor de lezer niet te controleren.  De eerste abstractie-stap.  De basis voor de status van ’waarheid’ en geloofwaardigheid van de (niet met waarheidsvinding) onderbouwde beweringen van jeugdzorg is gelegd;

 

Mystificatieschijf 2:

9.     Van het lijvige document uit de vorige stap wordt dan een samenvatting gemaakt. Het hoeft geen betoog dat dan alle ‘onderbouwing’ uit de vorige stap van de gepresenteerde ‘feiten’ verdwenen is en die ‘feiten / conclusies’ (dus) voor de lezer niet zijn te controleren.  Dit is de tweede abstractie-stap: samenvatting van de samenvatting. In deze abstractie wordt vaak pas professioneel taalgebruik gebezigd. Dat betekent juridisch en ‘jeugdzorg’-jargon.  Dat is omdat het soms voorkomt dat rechters doordringen tot dit niveau van het dossier, dus moet het wel professioneel en geloofwaardig overkomen.  En omdat dit naar de volgende partij (de Raad) in de keten gaat (die als ketenpàrtner dat niet diagnostisch controleert).  Het ‘dossier’ van de eerste stap wordt vaak als bijlage toegevoegd. Dit gaat vaak naar de Raad voor de Kinderbescherming;

 

Mystificatieschijf 3:

10. Het komt voor dat er nog een derde abstractie-stap aan te pas komt, bijvoorbeeld als oplegbrief aan de rechter, geschreven door de Raad als een samenvatting.  Samenvatting van de samenvatting, van de samenvatting.  Meestal een vrijwel exacte kopie van de samenvatting van de vorige stap. (En dan nog stukjes eruit geknipt en een paar maal weer ergens tussengeplakt zodat het rapportage dikker wordt, opdat  de rechter  niet alles gaat lezen).  Gelardeerd met wat eigen opmerkingen en conclusies, om een eigen (grondig) onderzoek te veinzen.  Vaak lezen de rechters alleen deze samenvatting grondig en scannen ze de rest van het dossier (vooral als er sprake is van spoed).  Dit kun je vaak opmaken uit het vonnis.  Het onderliggende Raadsrapport zit vol met knip- en plakwerk uit de voorgaande stappen. Wederom met eigen taalgebruik, tussen paragrafen en conclusies.  Wederom om een eigen (grondig) onderzoek te veinzen;

 

Mystificatieschijf 4:

11. De vierde abstractie laag wordt door de rechters gemaakt in hun vonnis. Dit is de belangrijkste. Hier wordt nog een stap hoger professioneel (juridisch) taalgebruik gebezigd.  Ook weer veel knip- en plakwerk uit het Raads- en jeugdzorgdossier.  Hierdoor krijgen die beweringen met terugwerkend kracht een nog hogere status van 'waarheid'  (want de rechter heeft het gezegd).  Dit is van enorm belang voor de volgende stappen;

 

12. Tegenwerpingen en ontlastende verklaringen en feiten van en voor ouders halen deze abstractie-stappen zelden of nooit.  Ook niet in het uiteindelijke vonnis.  Het gaat immers niet om een  onderzoek(-rechter)  of strafzaak. 'Waarheidsvinding is niet belangrijk'.  Bescherming van het kind en het belang van het kind staan voorop.  En het belang van het kind wordt bepaald door de partijen die er belang bij hebben dat 'het (ongedefinieerde) belang van het kind' in de ogen van de instanties niet overeenkomt met 'het belang van het kind' in de ogen van de ouders;

 

Mogelijke verdere schijven:

13. Vaak komt er nog een tweede of derde rechtszaak achteraan. Vooral bij spoedzaken. En/of een hoger beroep. En bij 'verlengingen' van de maatregel en bij BW1:266.  De clou is dat voor die zaken de voorgaande vonnissen als dossier dienst doen.  Met als onderbouwing het Raadsdossier.  Dat zijn heel veel abstractielagen  tussen de uiteindelijk uitspraak en de daadwerkelijke gebeurtenissen. {Toch wordt het de ouders aangeraden om middels de Awb bewijs te creëren en zelf onderbouwde rechtszaken aan te spannen, immer met in de schrijfsels een bekende alinea*.}.

 

De Jeugdbescherming en de Raad leunen sterk op drogredenering, zoals in de voorgaand beschreven abstractie-stappen veel gebeurt, van het type: "Dermatologisch getest!"   Immers, zolang de resultaten er niet bij worden vermeld, is dit geen logisch argument om een bepaald product te kopen.  Het product kan immers slecht uit de test zijn gekomen.  - Vertaald naar jeugdzorg: ‘Informant x maakt zich zorgen over het gezin’.  Er wordt niet bij gezegd waarover informant x zich dan zorgen maakt.  Vaak heel iets anders dan waar jeugdzorg op doelt in haar rapportage.

 

Auteur: een vader die zich ernstige zorgen maakt over de werkwijze van jeugdbeschermers, bij de redactie van (Jeugdzorg-)Darkhorse bekend.

 

_____________________________ 

*:   Ouders, vergeet nooit deze alinea toe te voegen aan al uw schrijfsels, en begrijp het!:

 

"Wij verzoeken dit vanwege onze plicht naar BW1:247 om de zorg voor het kind te optimaliseren naar het niveau van kinderrechtenartikel 24 lid 1 IVRK, [en, na elk jaar eveneens, artikel 25]. Diagnostisch onderzoek met testmiddelen en interactieonderzoek waarop ouders goed en breed voorgelicht worden, geeft meer inzicht het bedoelen van de OTS op te lossen naar het bedoelen van de wetgever, de representatie en veiligheid van de ouders naar het kind te doen verbeteren."

 

Dit is ook van belang omdat de OTS (met BW1:255) bedoeld is om vóórtvarend èn vaak de daarin vermelde 'ernstige bedreiging' voor het kind (lid 4) te doen oplossen, en daartoe bestaat BW1:262, met name lid 3 en 1; en Jw4.1.1, waarbij deskundige en voorlichtende hulpverlening moet worden ingeschakeld, en daartoe kennen ouders de inhoud van Jw3.2 lid 2: de G.I. verstrekt geen hulpverlening. = De gezinsvoogdij is dus geen hulpverlener!

Waar ouders hun wettelijke plicht doen (BW1:247) en naar het hoogste niveau streven, IVRK24.1, is dat niet "tegenwerken" waarvan de G.I. dat zo graag de ouders verwijt.

Anticipeer, ouders!

Daarom, kíjk, léés en lúíster op https://www.youtube.com/watch?v=ZqrberM5Jds .

En heb ad rem uw weerwoord klaar, mogelijk met een spiekbriefje als steun en bewijs.

Jeugdzorg is géén gezondheidszorg!

 

Een bloemlezing van de vele wetten, die welke ge nodig hebt tot gebruik, staat op https://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/wetgeving-en-regels/ .